Versoepelingen bpm en beleid reiskostenvergoedingen

We leven in een tijd waarin veel mensen thuiswerken. De auto van de zaak of de privéauto wordt waarschijnlijk minder gebruikt. Maar hoe zit het nu precies met de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) en de reiskostenvergoeding? Er zijn maatregelen voor getroffen om dit te versoepelen.

Bpm-maatregelen

Er zijn drie nieuwe maatregelen voor de bpm:

• Er zijn gevallen waarin het voorkomt dat de keuring van een motorvoertuig niet heeft kunnen plaatsvinden in verband met de coronamaatregelen van de RDW. Voor die specifieke gevallen is het tot 1 juli 2020 mogelijk dat de vrijstelling voor kortdurend gebruik van een auto met buitenlands kenteken voor de tweede keer aangevraagd wordt.
• Veel geplande keuringsafspraken zijn bij het RDW komen te vervallen. Inmiddels is het keuren weer mogelijk en is de deadline voor de overgangsmaatregel voor ombouw van taxi’s (in verband met het einde van de bpm-vrijstelling voor taxi’s) verlengd tot 1 juli 2020. De deadline was in eerste instantie gezet op 1 april 2020.
• Er is een aparte regeling voor de bpm-aangiften bij invoer van een gebruikt voertuig. De geldigheidsduur hiervan bij gebruik van een taxatierapport is één maand, maar door de coronamaatregelen bij het RDW kan het voorkomen dat de kentekeninschrijving niet binnen één maand na afgifte van het taxatierapport afgerond kan worden. Ten gevolge hiervan keurt de staatssecretaris goed dat er een taxatierapport dat is opgemaakt na 16 februari 2020 en niet ouder dan 4 maanden is, gebruikt mag worden voor de aangifte bpm tot 1 juli 2020.

Reiskostenvergoedingen

De reiskosten die werkgevers hanteren voor woon-werkverkeer kan uitbetaald worden op twee verschillende manieren. Dit kan met een kilometervergoeding van 19 eurocent per kilometer of met een vast bedrag per maand. Bij kortdurende afwezigheid mag de vaste vergoeding doorbetaald worden. Dit beleid is aangepast vanwege de coronacrisis.

In verband met alle coronamaatregelen werken veel mensen thuis en veranderd het reispatroon van werknemers. De staatssecretaris van Financiën vindt het ongepast een werkgever de vaste vergoeding voor reiskosten uitkeert, terwijl er geen sprake is van woon-werkverkeer. In deze bijzondere omstandigheden wordt het goedgekeurd dat de werkgever voor de looptijd van het afgekondigde besluit voor een vaste reiskostenvergoeding geen gevolgen verbindt aan een wijziging in het reispatroon van de werknemer(s). Dit betekent dat de werkgever  zes weken lang de vaste reiskostenvergoeding mag doorbetalen.  Als de reiskosten op basis van declaraties worden vergoed hoeven er geen reiskosten betaald te worden.