Het ontstaan van bijtelling
Wist je dat de bijtelling is ontstaan in 1951? En dat de bijtelling in 1971 afhankelijk was van je woon-werk afstand? Dit zijn zomaar wat weetjes uit de geschiedenis van de bijtelling. Momenteel geldt de regel dat bijtelling van toepassing is wanneer je meer dan 500 kilometer privé per jaar rijdt met de zakelijke auto. In dat geval wordt een percentage van de fiscale waarde van de auto bij je inkomen opgeteld. Maar wanneer begon dit eigenlijk allemaal? Onze vrienden van de VZR zijn de geschiedenisboeken ingedoken.
De oorsprong van bijtelling
De bijtelling kent zijn oorsprong in 1951, gebaseerd op de inkomstenbelasting van 1941. Toen werd voor het eerst besloten om zakelijke rijders die hun auto ook privé gebruikten, te belasten. Dit leidde in de Wet van 1964 tot de introductie van de term ‘bijtelling’. Het oorspronkelijke tarief was toen 10% van de catalogusprijs van de auto. Er werd echter wel een onderscheid gemaakt tussen nieuwe auto’s en oudere auto’s. Zodra een auto drie jaar oud was, werd deze belast met slechts 6% bijtelling, omdat een auto na drie jaar gemiddeld nog maar de helft van zijn nieuwprijs waard is. Al in 1964 werd de regel ingevoerd dat je geen bijtelling hoefde te betalen als je op jaarbasis minder dan 500 kilometer privé reed met de zakenauto.
Minder kilometers, minder bijtelling
In 1971 werd een belangrijke wijziging doorgevoerd in de bijtelling. Het percentage werd afhankelijk van de afstand tussen woon- en werkplek. Had je minder dan 30 kilometer enkele reis naar je werk, dan bedroeg de bijtelling 20%. Was de afstand meer dan 30 kilometer, dan liep dit op naar 24%. Dit gaf zakelijke rijders een incentive om dichter bij hun werk te wonen of minder vaak privé te rijden met de zakelijke auto.
Het privékilometersysteem tot 2003
Tot 2003 werd de hoogte van de bijtelling grotendeels bepaald door het aantal privékilometers dat je per jaar reed. Zo zag het systeem er in 2001 uit:
- 0 km – 500 km: 0%
- 501 km – 4.000 km: 15%
- 4.001 km – 7.000 km: 20%
- Meer dan 7.001 km: 25%
Dit gestaffelde systeem bleef bestaan tot de invoering van het Belastingplan 2004. Vanaf dat moment gold er één bijtellingspercentage van 22% voor iedereen, ongeacht het aantal privékilometers. De uitzondering voor minder dan 500 privékilometers per jaar bleef echter behouden – een regel die tot op de dag van vandaag nog steeds van kracht is.
Bijtelling op de salarisstrook
Een belangrijke verandering in de manier waarop de bijtelling werd verwerkt, vond plaats in 2007. Tot dat jaar viel de bijtelling onder de inkomstenbelasting, maar vanaf 2007 werd deze overgeheveld naar de loonbelasting. Dit betekende dat de werkgever de bijtelling voortaan direct verrekende met het salaris van de werknemer. Dit maakte de bijtelling voor de zakelijke rijder veel inzichtelijker, aangezien het maandelijkse salaris direct werd beïnvloed door de hoogte van de bijtelling.
CO2-uitstoot en nieuwe categorieën
In 2009 werd het algemene bijtellingstarief verhoogd van 22% naar 25%. Daarnaast werden er nieuwe bijtellingscategorieën ingevoerd die waren gebaseerd op de CO2-uitstoot van de auto. De overheid begon elk jaar de CO2-grenzen bij te stellen om zo milieuvriendelijker rijden te stimuleren. De meest ingrijpende wijziging kwam in 2012, toen het 0% bijtellingstarief werd geïntroduceerd voor auto’s zonder CO2-uitstoot, zoals elektrische en waterstofauto’s. Ook werd dat jaar een bijtellingstarief van 35% ingevoerd voor youngtimers, auto’s van 15 jaar of ouder, waarbij het percentage werd berekend over de dagwaarde.
Naar één bijtellingstarief
Vanaf 2017 werd het algemene bijtellingstarief weer verlaagd naar 22%. Auto’s zonder CO2-uitstoot bleven profiteren van een lagere bijtelling, al wordt deze korting elk jaar verder afgebouwd. Vanaf 2026 zal voor alle auto’s, ongeacht hun uitstoot, hetzelfde bijtellingstarief van 22% gelden.
Liever helemaal geen bijtelling betalen? Door maximaal 500 kilometer privé met de auto te rijden en dit aan te tonen met een kilometerregistratiesysteem, is het mogelijk om de bijtelling te ontwijken. Hiermee kun op jaarbasis honderden euro’s besparen.