Of een bestelauto uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer is van belang voor de bijtelling. Rijdt een werknemer in zo’n bestelauto dan is de forfaitaire bijtelling niet van toepassing, zonder dat daarvoor een sluitende kilometerregistratie bijgehouden hoeft te worden.
De bestelauto’s die hiervoor in aanmerking komen hebben in principe alleen een stoel voor de chauffeur zelf. Er is dus geen passagiersstoel aanwezig en geen achterbank om passagiers mee te nemen. Is de auto wel voorzien van een bijrijdersstoel of anderhalfzitsbankje, dan is uitsluitend het weghalen van dat bankje of die stoel niet voldoende om te bestelauto te kunnen aanmerken als een bestelauto die uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer. De bevestigingspunten moeten ook worden verwijderd of dicht gelast.
Een voorbeeld van een bestelauto die voor deze regeling in aanmerking komt is de serviceauto waarin naast de bestuurder alleen plaatst is voor gereedschappen en reserveonderdelen. Gebruikt de werknemer deze serviceauto toch voor ritten met een privékarakter, dan krijgt de bestuurder een bijtelling op basis van het werkelijke gebruik. Dit gebruik wordt berekend door de gereden privékilometers te vermenigvuldigen met de werkelijke kostprijs per kilometer van die bestelauto.
Uitzonderingen op de regel – Uitspraken belastingrechters
Uitspraken van belastingrechters laten zien dat niet alleen bestelauto’s met slechts één stoel onder deze uitzondering vallen. Bij het tot stand komen van deze uitzondering is wel vooral gedacht aan bestelauto’s met slechts één stoel. Maar in mei 2009 besliste de Hoge Raad al dat een grote bestelauto van een bloemist, voorzien van specifieke inrichting en met meerdere zitplaatsen, ook in aanmerking kwam voor deze uitzondering.
Ook is er een uitspraak over een grote bestelauto (verlengd en verhoogd, zodat deze niet op normale parkeerplaatsen en in parkeergarages past) van een vloerbedekkinglegger. Ook in die situatie gold het vaste bijtellingspercentage niet, al had de auto twee zitplaatsen. Deze viel ook onder de uitzonderingsregel, omdat de auto als gevolg van het gebruik voor schilders- en schuurwerkzaamheden “erg vies is en stinkt” en omdat de auto in de laadruimte is voorzien van een kunststof bak die alleen door een garagebedrijf verwijderd kan worden.
In een zaak uit juni 2011 was zelfs zo’n bak niet nodig en was bij een bestelauto van een timmerbedrijf vooral van belang dat de auto erg vies was en daardoor niet goed geschikt voor privégebruik. Intussen ontstaat uit de rechtspraak het beeld dat de uitzondering voor specifieke bestelauto’s ruimer is dan alleen voor bestelauto’s met slechts één stoel. Wel is dan vereist dat de tweede stoel noodzakelijk is voor een bijrijder voor hulp bij laden en lossen , dat de bestelauto is voorzien van een specifieke inrichting of wordt gebruikt voor een specifiek doeleinden.